Fouten maken is menselijk, geen reden om elkaar te veroordelen. Jezus laat dat heel simpel merken aan de vrome mannen, door hen de spiegel voor te houden. Pas als hij de vrouw ook niet veroordeelt, is ze vrij om ‘niet weer te zondigen’. (De namen Ahava en Mesjon zijn om verhaaltechnische redenen verzonnen.)
‘Laten we haar naar Jezus brengen. Kijken wat die er van zegt.’ Met haar hoofd gebogen staat Ahava tussen de vijf mannen. Eén van hen had haar betrapt, toen ze met Mesjon vrijde. Mesjon is haar grote liefde. Maar hij mag dat niet zijn. Want Ahava is getrouwd met Aron. Ze houdt helemaal niet van Aron, ze heeft nooit van hem gehouden. Maar had geen keus: ze moest met hem trouwen, dat was zo geregeld. En getrouwd is getrouwd. Alleen kon ze Mesjon niet vergeten en hij haar niet… Ahava en Mesjon hoopten dat niemand het zag: één stiekeme zoen. En toen gingen ze verder. Maar Tamir had hen in de gaten. Hij was hen gevolgd. Hij had de hele tijd zitten gluren, de viezerik en pas op het hoogtepunt sprong hij tevoorschijn. ‘Betrapt, jij slet!’, had hij luid geroepen, het leek of hij het leuk vond. Hij had Ahava aan haar haren het huis uit gesleurd, de straat op. Al gauw hadden de andere vier mannen zich bij Tamir gevoegd. En daar stonden ze nu te overleggen. Vijf vrome mannen, die o zo goed weten hoe het hoort.
‘Goed idee, laten we Jezus vragen of hij ook vindt dat ze gestenigd moet worden.’ Ahava wist het wel, maar had er niet aan willen denken. Op overspel – dat is vrijen met een ander dan je eigen man - staat voor vrouwen de doodstraf. ‘Haha,’ lacht één van de mannen. ‘Dat is een goede zet. We slaan twee vliegen in één klap. Zij krijgt haar lesje en Jezus praat zich klem. Want die houdt niet van de doodstraf, maar kan ook niet onder de wet van Mozes uit.’
Ruw duwen ze Ahava voor zich uit, de halve stad door, naar de tempel. Voor de tempel zit Jezus op de grond met mensen om zich heen. Hij geeft les. De mannen duwen Ahava tussen de mensen door tot vlak voor Jezus. ‘Meester, deze vrouw vrijde met een man die niet de hare was. We hebben haar op heterdaad betrapt. Volgens de wet van Mozes moet ze gestendigd worden. Wat vindt u daarvan?’
Jezus zegt niks. Hij schrijft iets met zijn vingers in het zand. Ahava probeert het te lezen, maar het lukt niet. Het zijn vreemde letters. Doodstil is het om haar heen. Ahava durft niet naar de mensen te kijken. Ze schaamt zich. Dan zegt Jezus tegen de mannen: ‘Hebben jullie nooit iets fout gedaan? Wie echt nooit iets verkeerds heeft gedaan, mag de eerste steen gooien.’ Ahava bukt, trekt haar schouders in en beschermt haar hoofd met haar handen, wachtend op de eerste steen. Maar die komt niet. Ze ziet alleen vlak voor zich de hand van Jezus die opnieuw in het zand schrijft. Er komen nu tekeningen bij. Een vogel, een zon, een weg over de heuvels. Het is doodstil om hen heen. Dan gaat Jezus staan. ‘Waar zijn ze?’, vraagt hij aan Ahava. Ahava kijkt om zich heen. Er is niemand meer. Ze zijn allemaal weg, afgedropen. ‘Heeft niemand je veroordeeld?’, vraagt Jezus. ‘Niemand, meester’, zegt Ahava verbaasd. ‘Ik veroordeel je ook niet’, zegt Jezus. ‘Ga naar huis. En leef een goed leven.’
Gepubliceerd in Kind op Maandag, februari 2007, voor groep 5-8 basisschool.